telkens loop ik naar waar de brug was
twee overzijden
mannen die het ijzer sneden, wegtilden
geen vrouw te bekennen
.
de stemmen van de meisjes
regenen op straten, pleinen
langs de rivier, weerkaatsen
in het water waar de vissen
happen naar de bellen
.
er zijn bogen in de zee
nee tempelpoorten
naar een shintoschrijn
vaar naar binnen
op weg naar natuurgoden
ze lijken te drijven
op het water
bij eb zie je hoe
ze staan op de bodem
kun je ze raken
bij vloed vaar je op weg
naar goden van leven of dood