Hij loopt nog steeds ongelovig
door zijn stad, tussen geschilderde flats
langs volle parkeerplekken
waar hij speelde op resten van het Mariaklooster
oude gebeden prevelde, zoals in de tijd
van zijn grootvaders jeugd, in de kloostergang
onder steunbogen, in het refectorium, nu met
museale beelden van levende kunstenaars.

Hij doet de zware deur open, zijn hand
blijft rusten op de glimmende koperen hoed
van de gebeeldhouwde man die de deurknop vormt.

Als hij zijn weg vervolgt naar de Domplatz
en daarachter de Breiterweg ziet, met nieuwbouw
van postmoderne barok, bewegen zijn voeten
naar de fotoshop waar een zeer gekleurd geklede
jonge vrouw hem de batterijen verkoopt
voor zijn digitale toestel: klik.