Peter van Lier (1960) ( dichter, filosoof; Poëzieprijs Vlaamse Gids, Jan Campertprijs) is één van de slachtoffers van de VVD-politiek van Zijlstra. De bezuinigingen op het gebied van de kunsten en de minachting die kunstenaars moesten ondergaan, begon in 2013.
In 2012 had Peter nog een (gering) inkomen met zijn gedichten en ander schrijfwerk. Literaire bladen verdwenen, waardoor zijn gedichten niet meer of nauwelijks geplaatst werden. Een museumtijdschrift waarvoor hij een column schreef, hield op te bestaan. Zijn uitgever wilde zijn essay-bundel, waaraan hij jaren had gewerkt , niet meer uitgeven. Niet populair genoeg. Ook een dichtbundel bleef onuitgegeven. Dat lag niet aan de kwaliteit, maar aan het verwacht gebrek aan kopers. Vroeger subsidieerden populaire boeken de boeken waaraan lezers nog moesten wennen.

Een gevoel van onzekerheid overviel de dichter. Waarom nog schrijven als men er geen kennis meer van neemt? Overigens realiseerde hij zich heel goed dat zijn situatie nog rooskleurig was in vergelijking met die van een Spaanse schrijfster die ‘na een armoedeval met haar kinderen uit huis werd gezet’. Zij moest voortaan met haar kinderen leven van een voedselbank.

Peter besloot zes weken te gaan ‘wonen’ in de tentoonstellingsruimte van NOK 6 in Beetsterzwaag. Zouden de daar aanwezige kunstwerken van kunstenaars die het ook moeilijk hadden, hem de inspiratie terug kunnen geven? Hij ging twintig korte essays schrijven over de kunstwerken en ging daarbij van zwart naar kleur.
Deze columns werden op 4 oktober 2015 gepresenteerd in de galerie, waarbij twee kunstenaars reageerden op de over hun werk geschreven columns. Het boekje kreeg de treffende naam ‘De voedselbank’, omdat de kunstwerken het geestelijk voedsel boden dat Peter weer moed gaf.