Ze staan op de helling
te kijken naar de zon
die hij naar beneden duwt.

Hij wijst ruim erboven
zij volgt met haar wandelstok
maar wijst twintig graden oost.
Nee, zegt hij, daar, met de gloed
van de zon op zijn voorhoofd
en dan gaat het plotseling hard.

Terug moet hij haar helpen
door het donkere gras.
Zij gaat met de stok
hangt aan zijn arm.

Wie doet de wolken, vraagt ze
Breng me naar binnen
terug naar het vuur.